Het blauwe bolletje op de kaart van mijn telefoon geeft aan dat ik bijna op mijn bestemming ben. Jammer dat het parkeerterrein waar ik sta omgeven is door een hoog hek. Dat wordt omlopen. Dan zie ik een gat in het hek en ik klim er doorheen. Ik weet niet waarom, maar ik vind het een mooi begin van mijn boeddhistische retraite met Sogyal Rinpoche.
Geen geduw in de rij voor de kassa. Ik raak aan de praat. Het zijn lieve, vriendelijke mensen die deze retraite bijwonen.
Toen ik ontdekte dat de auteur van het Tibetaanse boek van leven en sterven naar Amsterdam kwam, besloot ik dat ik daar bij wilde zijn.
Door het boek begrijp ik het boeddhisme beter en zie ik dat de dood veel meer is dan het einde van het leven. Goed sterven volgt op goed leven. Goed leven doe je door je geest te temmen volgens de boeddhistische traditie. En dat gaan we doen. ‘Laten we gaan zitten’, zegt de voorganger. Iedereen zit allang en het blijkt vaktaal voor: laten we gaan mediteren.
Aandachtig probeer ik het wolkendek dat in mijn geest gevormd wordt door mijn emoties en gedachten te verdrijven.
Dan moet mijn blauwe hemel, de ware aard van mijn geest tevoorschijn komen. En waarachtig, met een paar honderd mensen tegelijk lukt me dat beter dan tijdens mijn halve pogingen alleen thuis. Af en toe vang ik een glimp op van mijn blauwe lucht, die verdwijnt als ik denk: het lukt!
Mijn blauwe lucht is gevulde leegte.
Leeg omdat ik niets voel of denk. Vol omdat ik er helemaal ben. Superalert.
Dan ontdek ik dat ik mijn telefoon op het toilet heb laten liggen. Weg blauwe hemel, weg telefoon. Mijn intuïtie weet dat mijn telefoon nergens zo veilig is als hier. Mijn verstand zegt: er hoeft maar één kwaaie pier tussen te zitten en ik ben mijn IPhone kwijt.
Ik kan de mensen die hun geest willen transformeren niet storen, dus het duurt een paar uur voor ik weet dat mijn intuïtie gelijk heeft.
In die tijd vraag ik me af of boeddhisten hun blauwe hemel behouden als
ze hun telefoon verliezen. Ik denk het wel. Knap hoor.